zondag 25 juni 2023

Slordigheid over het Dordtse slavernijverleden




Onlangs verscheen als deel 43 in de serie Verhalen van Dordrecht Slavernijverleden Dordrecht, geschreven door Sidney Breidel en Rowan van der Stelt. De opzet van het boekje is het slavernijverleden van de stad zichtbaar te maken door middel van een wandeling. Er is een aantal panden in de historische binnenstad van Dordrecht gekozen en daaraan wordt een verhaal gekoppeld waarin de connectie met het slavernijverleden duidelijk wordt gemaakt. Zo wil men een onderdeel van de Dordtse geschiedenis als het ware tastbaar te maken. Het probleem van Slavernijverleden Dordrecht is echter dat de auteurs een beetje op twee gedachten hinken. Zij besteden namelijk ook aandacht aan het systeem van slavernij, een verschijnsel waarvan de meeste mensen zo langzamerhand wel doordrongen zijn van het hoe werkte.

De serie Verhalen van Dordrecht bestaat uit boekjes die maximaal ongeveer 6000 woorden bevatten. Dat biedt eenvoudigweg niet de ruimte voor zowel een behandeling van het systeem van de slavernij als de teksten voor de wandeling. Dan moet je soms met te grote stappen door het verleden heen, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt bij de beschrijving van het voormalig woonhuis van de familie Diodati aan de Wijnstraat. Voor wie geen kennis heeft van de artikelen in het e-zine Dordrecht Monumenteel is de tekst over Catharina Zaaijman, de kleindochter van Krotoa niet te begrijpen.

Toen ik deel 38 van de Verhalen van Dordrecht schreef, over de Dordtse letteren, waren er twee eindredacteuren die constructief meedachten. In dit deel staat geen eindredactie vermeld en dat is wellicht de oorzaak dat het een rammelend boekje is geworden.

De inleiding stelt: 'De historische rijkdom van de stad is voor een groot deel vergaard ten koste van tot slaaf gemaakte mensen.' Dat is een ongenuanceerde en gedeeltelijk onjuiste bewering. De 'gouden eeuw' van Dordrecht duurde grofweg van ongeveer 1340 tot 1421 en de rijkdom die toen werd vergaard was voor een aanzienlijk deel gebaseerd op wijn- hout- en graanhandel. Het huis waarin bijvoorbeeld de gebroeders De Witt opgroeiden en waarin Cornelis de Witt tot zijn dood woonde, is gekocht met opbrengsten uit de houthandel. Het zal zeker zo zijn dat een aantal Dordtenaren zich vanaf het begin van de zeventiende eeuw heeft verrijkt door activiteiten in verband met slavernij, en dat is op allerlei plekken in de stad te zien, maar ik zou voorzichtig zijn met termen als 'voor een groot deel'. De relatief korte tijd dat het toen economisch al behoorlijk door Rotterdam en zeker door Amsterdam overvleugelde Dordrecht de derde suikerstad van de Republiek was, rechtvaardigt ook dat 'voor een groot deel' niet. De belangrijkste en meest winstgevende handel in de Republiek was de 'moedernegotie', de handel met het Baltische gebied. Niet met de koloniën en daar zal Dordrecht geen uitzondering op zijn geweest

Er wordt beweerd dat 'duizenden Dordtenaren' als matrozen en soldaten naar de koloniën vertrokken. Dat zou ik graag eens door harde cijfers onderbouwd zien. Het zou best kunnen, maar gezien het inwonertal van Dordrecht lijkt 'honderden' mij waarschijnlijker, tenzij de auteurs de hele koloniale periode, voor Indonesië tot 1949 en voor Suriname tot 1975 erbij willen betrekken. 

In de paragraaf 'Systeem van slavernij' wordt met geen woord gerept over de situatie in Afrika, waar de slaven toch vandaan kwamen. Van mij hoeft dat systeem niet te worden uitgelegd, maar als je het wel doet, dan kun je niet aan de wijze waarop in grote delen van Afrika tegen slavernij werd aangekeken voorbij gaan.

Het West-Indisch Huis dankt zijn naam aan één van de daarvoor afgebroken drie huizen, dat werd gebruikt om koopwaar van de WIC op te slaan. Het huidige pand werd in 1735 gebouwd door suikerraffinadeur Frederik Wilkens. Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat bewindhebbers van de Kamer van de Maze van de WIC (gevestigd te Rotterdam) in een pakhuis in Dordrecht vergaderden of in het huis van een Dordtse suikerraffinadeur, maar wellicht vertellen de bronnen anders. Dan geef ik mij graag gewonnen.

Bij het voormalig woonhuis van François Valentijn komt ook de slavernij in Oost-Indië ter sprake. Die is inderdaad lang onderbelicht gebleven en daar wordt nu volop onderzoek naar gedaan. Niet vermeld wordt de rol van de lokale bevolking in de slavenhandel in de Oost en evenmin dat de VOC in de 17e eeuw terdege rekening moest houden met de wensen en verlangens van lokale vorsten met name die van Mataram op Java. Omdat de VOC van lieverlee steeds meer door lokale heersers in hun onderlinge machtsstrijd werd betrokken, evolueerde zij van een maatschappij die een aantal handelsposten stichtte tot een territoriale heerser, maar het gaat uiteraard te ver om dat in een katern van ongeveer 6000 woorden allemaal te behandelen. Ik had evenwel graag de vermelding gezien dat de slavernij in de Oost bij lange na niet alleen een zaak van de Nederlanders was. Overigens blijkt uit onderzoek door historicus Piet Emmer dat het Nederlandse aandeel in de trans-Atlantische slavenhandel over de hele periode ongeveer 5% bedraagt, met uitzondering van een korte tijd rond 1648, toen de Republiek in deze handel voorop liep.

In de paragraaf over de Grote Kerk en de rol van de kerken wordt beweerd: 'Kerken profiteerden ook van de koloniale handel, omdat plantage-eigenaren, suikerraffinadeurs en andere mensen actief in de koloniale handel donaties deden aan kerken.' Nou, dat is een opzienbarende mededeling. Hier wordt een en ander wel een klein beetje aan de haren erbij gesleept. Natuurlijk 'profiteerden' ook bezoekers van de koffiehuizen van de slavernij, anders was hun 'bakkie' wellicht niet te betalen geweest om niet te spreken van al die rokers van tabak. 

Waar ik me aan stoor is het gebruik van de term 'witte mensen' en 'zwarte mensen'. Zo worden ze misschien wel genoemd in het Engels, maar ik ben nog nooit een wit en evenmin een zwart mens tegengekomen, ook niet op mijn uitgebreide tochten door het binnenland van Suriname. Witte mensen in plaats van blanken en zwarte mensen in plaats van mensen van kleur wordt klakkeloos uit het Amerikaans overgenomen, waar de racistische tegenstellingen beslist anders zijn dan in de Nederlandse maatschappij. Ik vind dat we dat niet moeten doen, evenmin als het gebruik van die ontzettend lelijke uitdrukking 'tot slaaf gemaakten'. Iedere papegaai in de Nederlandse media bouwt die na. In Amerika heeft men het over enslaved, een term waarvoor geen Nederlands equivalent bestaat. Dat is ook niet nodig want iedereen met een beetje verstand begrijpt dat slaven hun situatie niet vrijwillig als beroep hebben gekozen. Daarvoor is dat rare 'tot slaaf gemaakten' volstrekt overbodig.

Jammer, voor wie zich verder wil verdiepen in het onderwerp, is dat in de literatuurlijst het standaardwerk De Nederlandse Slavenhandel 1500-1850 van P.C. Emmer ontbreekt. 

Slavernijverleden Dordrecht is een uitgave van Stichting Historisch Platform Dordrecht en voor euro 4,95 verkrijgbaar bij de plaatselijke boekhandel en Kenniscentrum Augustijnenhof. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.