vrijdag 22 juli 2022

Een fascinerende en rijk geïllustreerde ontdekkingstocht




Toen ik in 1968 naar de HAVO-top van de Gemeentelijke Pedagogische Akademie te Dordrecht ging, had ik het geluk dat het literatuur- en talenonderwijs heel wat meer voorstelde dan het huidige, voor zover er in het middelbaar onderwijs sowieso nog sprake is van enig literatuuronderwijs. Ik realiseerde mij dat weer eens toen ik enkele dagen geleden een mevrouw op de radio hoorde die vertelde dat nog amper tweehonderd studenten de universitaire opleiding neerlandistiek volgen en dat het met de universitaire studies Frans en Duits nog veel dramatischer is gesteld. Dat was volgens die mevrouw (in mijn woorden) het gevolg van een uit de hand gelopen lobby voor de bèta-vakken en, in het geval van de neerlandistiek, ook van de (weer in mijn woorden) dramatisch ontoereikende en ernstig demotiverende inhoud van het vak Nederlands op de middelbare scholen. 


Nadat ik, na een succesvol afgesloten mulo-opleiding en geheel verkeerd voorgelicht door een onbekwame schooldecaan, niet naar de vierde klas van de HBS ging (dat kon toen nog net), maar naar de vierde van de HAVO, was ik wel van het vermaledijde en overschatte vak wiskunde af. Die vier op mijn eindlijst detoneerde met de reeks negens, achten en een enkele zeven en schreef ik grotendeels toe aan mijn docent wiskunde (die toevallig ook die schooldecaan was), wat ik kon onderbouwen door het feit dat in het enige jaar dat ik wiskunde had van een andere leraar, ik op ieder rapport een acht had voor het vak en dat voor het verwante natuurkunde op mijn eindlijst eveneens een acht prijkte. Ik had echter mijn buik vol van de exacte vakken en koos voor aardrijkskunde, geschiedenis, Nederlands, Frans, Duits en Engels. Toen ik na een omweg via de onderwijzersopleiding geschiedenis ging studeren, kwam de kennis van die talen buitengewoon van pas, maar aan wiskunde had je helemaal niets. Statistieken kun je zonder dat gegoochel ook wel lezen, mocht het een keer nodig zijn. Die voormalige wiskundedocent en schooldecaan kwam ik jaren later, toen ik zelf al doctorandus was en hij nog altijd derdegrader op grond van een of andere duistere applicatiecursus in een ver verleden, weer tegen als collega. Omdat hij in de docentenkamer een bijzonder innemende man bleek te zijn, iets waar we als leerling nooit wat van hadden gemerkt, ben ik maar niet over dat stukje gezamenlijk verleden begonnen. 


Voor het eindexamen moesten wij voor Nederlands vijfentwintig boeken lezen en voor elk van de vreemde talen vijftien. Dat betekende zeventig boeken in twee jaar. Natuurlijk, een enkel boek had al op mijn lijst voor de MULO gestaan, althans voor Nederlands, want wat je daar voor de vreemde talen moest lezen stelde niets voor en was op HAVO-niveau, althans het toenmalige, onbruikbaar. Het was dus al met al veel leeswerk. Aangezien ik toen ook al van lezen hield, was het veel meer een genoegen dan een plicht. Ook het schrijven van de vier vereiste scripties, twee voor aardrijkskunde en twee voor geschiedenis, vond ik eigenlijk wel leuk. Het was in de ware zin van het woord een pretpakket, zoals sommige nerds die wis- natuur- en scheikunde deden weleens smalend zeiden.


Een van de boeken op mijn lijst was Oeroeg van Hella S. Haasse, een novelle die zich afspeelde in Indonesië in de tijd van de oorlog die Nederland daar voerde in een poging te beletten dat het land onafhankelijk zou worden. Oeroeg stond toen bij vrijwel iedere middelbare scholier op de lijst en het zou me niet verbazen als dat nog zo is. Een boek als Revolusi van David van Reybrouck is natuurlijk veel te dik voor de overwerkte leerling van vandaag de dag, die voor Nederlands, als ik me goed heb laten inlichten, op het VWO zomaar vijf werken van letterkunde moet lezen. 


Over Hella Serafia Haasse (1918-2011), de schrijfster van Oeroeg en van een groot en zeer gevarieerd oeuvre, is onlangs een bijbeldikke biografie verschenen van de hand van Aleid Truijens, die ons eerder onder meer verblijdde met een biografie van Frits Hotz. Het boek ademt degelijkheid, het is om het eens ouderwets te zeggen een zeer doorwrochte studie, waardoor we kennis kunnen nemen van het leven van een bijzondere auteur, geboren in Nederlands-Indië, met niet alleen een bijzonder oeuvre, maar ook een conventioneel lijkend en toch bijzonder (ingewikkeld) huwelijk met een bijzondere man. Wie de schrijfstijl van Truijens kent, is niet verbaasd dat je al lezend door de 536 pagina's vliegt, noten en bibliografie niet meegerekend. Ze heeft naar eigen zeggen bijna acht jaar aan de biografie gewerkt, daarbij onder meer terzijde gestaan door de dochters en kleinkinderen van Haasse en van vele mensen die Haasse hebben gekend of met haar hebben gewerkt. De biografie is een fascinerende en rijk geïllustreerde ontdekkingstocht door het leven van een van de grootste en belangrijkste auteurs van de twintigste en vroege eenentwintigste eeuw. Ik heb een aanzienlijk deel van het werk van Hella Haasse in de loop der jaren gelezen, maar nu ik haar zo goed heb leren kennen dankzij Aleid Truijens, ga ik me zeker in nog meer van haar boeken verdiepen. Misschien een tip voor onze veelgeplaagde middelbare scholieren als ze na het eindexamen eindelijk van hun lessen Nederlands zijn verlost.


Aleid Truijens, Leven in de verbeelding. Hella S. Haasse 1918-2011. Querido 2022.