dinsdag 26 oktober 2021

De Kavafis van Thessaloniki




Tussen Thessaloniki en Athene bestaat een zekere mate van rivaliteit. De bewoners van de 'noordelijke hoofdstad' voelen zich soms tekort gedaan. Zo hoor je vaak gemor over het feit dat de metro van Athene, onder druk van de Olympische Spelen van 2004, relatief snel werd aangelegd, terwijl de bouw van die in Thessaloniki nog steeds een jarenlang, moeizaam slepend proces is. 


Ook op cultureel gebied voelt Thessaloniki zich door Athene tekort gedaan. De stad heeft onmiskenbaar een bloeiend cultureel leven, maar wie het als schrijver, zanger, acteur of beeldend kunstenaar echt wil maken, vertrekt vroeg of laat naar Athene. Wel kan Thessaloniki zich beroepen op het feit dat een van haar twee universiteiten, de Aristotelesuniversiteit, qua studenten de grootste is van Griekenland. 


Een dichter die zijn geboortestad Thessaloniki wel zijn hele leven trouw is gebleven, is Dinos Christianopoulos, pseudoniem van Konstantinos Dimitriadis (1931-2020). Christianopoulos stond vooral bekend om zijn non-conformisme en zijn soms tegendraadse gedrag. Zo weigerde hij in 2011 een belangrijke literaire prijs, vergelijkbaar met de P.C. Hooftprijs voor poëzie, omdat hij vond dat zulk eerbetoon de menselijke waardigheid aantastte. Dat doet aan W.F. Hermans denken, die de PC Hooftprijs weigerde omdat hij het bedrag toentertijd beledigend laag vond. 


De rode draad in de poëzie van Christianopoulos is zijn pijnlijke zoektocht naar de homoseksuele liefde, vaak in de krochten van de stad, waarbij de toon ligt tussen ironie en wanhoop. Onconventioneel, zeker voor Griekenland in de tweede helft van de vorige eeuw, was het openlijk belijden van de herenliefde, waardoor zijn werk vaak met dat van Kafavis wordt vergeleken, al spreekt uit diens poëzie meer een nostalgisch verlangen, dat je niet bij Christianopoulos vindt.


In 2001 stelde ik met John Heuzel de bloemlezing 'Kruispunt Internationaal' samen, een uitgave van het Vlaamse tijdschrift Kruispunt. Hiervoor vertaalden Stella Timonidou en ik vijf gedichten van Christianopoulos uit zijn verzamelbundel Poëmata (Thessaloniki 1998). Dat bracht ons met hem in contact. Hij ontving zelden mensen bij zich thuis, dus vond de afspraak plaats in de toenmalige boekhandel Rajas in de Ermou, waar zich regelmatig schrijvers en dichters verzamelden en die voor Christianopoulos ook als een soort postadres functioneerde. Wij hadden ons schrap gezet voor een ontmoeting met een lastige, uiterst kritische dichter. We troffen een man die weliswaar sterk van zijn eigen gelijk was overtuigd, maar niettemin beminnelijk overkwam. Hij gaf ons een dringende raad: 'Ga nooit met een grote uitgever in zee.' Hij had dan ook in 1958 zijn eigen uitgeverij, Diagonios, opgericht. Zijn waardering voor onze vertalingen uitte hij door Stella's editie van zijn verzamelbundel voor ons te signeren.


De laatste keer dat ik Christianopoulos ontmoette was een jaar of vier geleden, bij een boekpresentatie in het centrum van Thessaloniki, niet ver van de iconische Witte Toren. Hij was niet meer de krachtige figuur uit 2001, maar maakte een vermoeide, fragiele indruk. Toch was zijn geest nog vlijmscherp, wat bleek uit de vragen die hij aan de inleider stelde. Daarna verstomde het contact. Op 11 augustus kwam het bericht dat hij op 89-jarige leeftijd was overleden.


Eerder gepubliceerd in Griekenland Magazine, herfst 2020.