dinsdag 13 november 2018

Verdringing, zelfbedrog en de schijn ophouden



De hoofdpersoon in deze roman van Pavlos Mátesis noemt zich consequent bij haar artiestennaam Rarahu, hoewel ze als Roubini ter wereld is gekomen. Ze groeit op tijdens de Tweede Wereldoorlog in `Bolwerk,' een kustplaatsje ergens in de Griekse provincie. Na de bevrijding en de daarop volgende mishandeling van haar moeder, wegens het heulen met een Italiaanse bezetter, vertrekt het tweetal met steun van een zekere Manólaros naar Athene. Deze Manólaros is het archetype van de Griekse volksvertegenwoordiger, zoals die tot ver in deze eeuw bestond en waarvan de sporen heden ten dage nog niet helemaal zijn uitgewist. Het is de patroon die zijn cliënten zekere gunsten verleent in ruil voor hun stemmen. Manólaros `regelt' bijvoorbeeld een oorlogsweduwenpensioen en laat de leeftijd van Rarahu `aanpassen,' terwijl hij voor het gemak de verkiezingsboekjes van de familie onder zijn beheer houdt. Ook die van de overleden en verdwenen gezinsleden. 

Met behulp van Manólaros belanden moeder en dochter na de nodige problemen in een eigen flatje in Athene, waar Rarahu veel later terugblikt op haar carrière als actrice. Die speelde zich meer af in bedden achter het toneel dan op de planken zelf. Hoewel ze zichzelf toegeeft dat ze nooit echt is doorgebroken, gaat ze er wel prat op dat ze in honderden provincieplaatsen heeft gespeeld. Dat doen grotere actrices, die zelden buiten Athene komen, haar niet na, meent zij. Symbolisch voor de manier waarop Rarahu haar verleden opblaast, is het gebruik van het storend ouderwetse woord edoch, waarmee zij zich een hoger aanzien probeert aan te meten.

Door de traumatische ervaring tijdens de bevrijding verliest de moeder voor lange tijd haar spraakvermogen. Als zij, kaalgeschoren en beschimpt, met andere `moffenhoeren' op een vrachtwagen door Bolwerk wordt rondgereden, klampt haar dochtertje Roubini zich wanhopig aan de wagen vast. Ze roept haar moeder, die ze hoort zeggen: `Wat blaft die Hond toch naar mij, haal die Hond hier eens gauw weg!' Het zijn de laatste woorden die ze spreekt, tot vlak voor haar dood. Rarahu's leven staat in het teken van die hond, die onderdanig en opportunistisch alles moet aangrijpen om te overleven.

In De moeder van de hond wordt de lezer op bladzijde 170 even op het verkeerde been gezet, als de vertelling onverwacht overgaat van de eerste in de derde persoon. Deze breuk in het vertelperspectief valt samen met een breuk in het leven van de hoofdpersoon en haar moeder. Zij verhuizen vanuit de provincie naar Athene, waar een beter bestaan lonkt. Dat begint echter wel in een afgedankte bunker, die de twee vrouwen moeten delen met een invalide. Deze doet zich voor als oorlogsslachtoffer, maar in werkelijkheid verloor hij zijn benen tijdens het visstropen met dynamiet. Het drietal moet zich door middel van bedelarij zien te redden.

De vraag waarmee men aan het einde blijft zitten, is die naar het werkelijke levensverhaal van de oude actrice Rarahu. Het is een geschiedenis waarin haar rauwe bestaan, in het Griekenland onder en na de Duits-Italiaanse bezetting, is verweven met wat zij er in haar latere herinneringen van maakt. Zij herschept haar leven om haar bestaan voor zichzelf aanvaardbaar te maken. Het is een verhaal waarin verdringing, zelfbedrog en de schijn ophouden hoogtij vieren.

Symbolisch hiervoor is wel dat Rarahu, die beweert in veertig jaar lichamelijk niets te zijn veranderd, haar werkelijke naam, Roubini Méskari, heeft afgeschaft, behalve voor de instantie van wie zij haar vaders pensioen trekt. Nog sterker misschien spreekt het geval van haar moeder, die met praten is gestopt op de dag dat ze in het openbaar vernederd werd, omdat zij haar lichaam veil gaf aan een Italiaanse soldaat, uit zorg voor zichzelf en haar kinderen. De moeder lijkt weduwe te zijn van een Albanië-veteraan, die achteraf een nieuw leven blijkt te zijn begonnen met een vrouw in Noord-Griekenland.

Na de episode met de bedelaar, die eindigt als de invalide met bunker en al door een bulldozer wordt verpletterd, zonder dat Rarahu een mond open doet om de chauffeur te waarschuwen, gaat het verhaal weer verder in de eerste persoon. De bunkerperiode heeft nooit bestaan. Hier zwijgt de dochter als de moeder. Ook zij pleegde een verraad waaraan zij zich niet schuldig acht.

De moeder van de hond is, in een mooie, soepele vertaling door Hero Hokwerda, een knap en beklemmend boek over mensen die, ongehinderd door al te veel ethisch besef, het beste van hun leven proberen te maken. Dat het Mátesis niet alleen te doen is om een intrigerend verhaal over een weinig geslaagde maar zelfvoldane toneelspeelster, maar dat hij ook een parallel trekt met de Griekse samenleving, blijkt op bladzijde 225, waar wordt gezegd: 'Rarahu (...) jij bent net als Griekenland, ten onder ga je nooit.' Daarop meent Rarahu: 'Griekenland is net als de heilige Maagd: niemand van ons krijgt haar ooit te zien. Alleen zotten en oplichters zien haar. Terwijl de eieren in mijn koelkast, dié zie ik. En mijn pensioen, dát zie ik. Ik ben geslaagd.'

Voor de lezer is dat nog maar de vraag. De parallel maakt het verhaal echter tot een omvangrijke tragedie, want vanuit deze invalshoek is de Griekse samenleving er een die zijn verleden herschept als een geschiedenis waarin verdringing, zelfbedrog en de schijn ophouden hoogtij vieren. Een samenleving die het nog lang moeilijk zal hebben met zichzelf en zijn verleden. Een boek als dit levert een belangrijk inzicht in de wijze waarop de (collectieve) herinnering wordt verwerkt, ook al word je daar als mens niet optimistischer van.

Pavlos Mátesis - De moeder van de hond. Uitgave: Bert Bakker 1997, 233p. Vertaling: Hero Hokwerda.

Eerder gepubliceerd in Lychnari (2006).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.