vrijdag 15 december 2023

Leeuw & Zwaard




In november verscheen de tweede roman van Edjo Frank, onder de titel Leeuw & Zwaard. Na zijn sterke debuut met de roman Een joodse erfenis koesterde ik grote verwachtingen van dit nieuwe boek. Terecht naar al lezende bleek. De roman, die begint met wat een 'vergismoord' lijkt op een idyllische plek in de nabijheid van Dordrecht, grijpt je vanaf het eerste ogenblik bij de keel. 

De hoofdpersoon Vincent, weduwnaar van de om het leven gebrachte vrouw, wil bij wijze van spreken de onderste steen boven krijgen om klaarheid in de zaak te brengen, maar van lieverlee raakt hij verstrikt in een wereld die zijn voorstellingsvermogen, en ook dat van de lezer, geheel te boven gaat. Vernuftig weeft Edjo Frank een aantal verhaallijnen dooreen, zonder dat het een warboel wordt. Er opent zich een multi-dimensionale wereld met verbindingen naar de kraakbeweging en andere vormen van activisme, de veiligheidsdiensten, de politieke en zakenelite en de duistere wereld van rechtsextremisme en complottheorieën. De tentakels van het verhaal strekken zich van lieverlee uit over een groot deel van Nederland en Europa.

Ik vroeg mij af wat ik nu eigenlijk las. Een thriller, een politieke thriller, een roman waarin een krachtige waarschuwing doorklinkt voor extremisme en voor zaken die men op het ogenblik in Nederland voor onmogelijk houdt, zoals een goed georchestreerde poging tot het grijpen van de macht? Leeuw & Zwaard, waarvan ik de titel niet zal verklaren om niet te veel van het verhaal weg te geven, bevat het allemaal. Daarbij komt dat Edjo Frank zeer beeldend schrijft en je bij je lurven meesleept in het verhaal. Op de achterflap vermeldt de uitgever dat het om een 'spannend boek' gaat. Iets dat ik van mijn uitgever liever niet zou willen, want of een boek spannend is of niet, maak de lezer zelf wel uit. In het geval van  Leeuw & Zwaard moet ik echter zeggen dat er van dat 'spannend' geen letter is gelogen. Het is een adembenemende, krachtige en prachtig geschreven roman, die een plek hoog in de bestsellerslijst verdient. 


Edjo Frank, Leeuw & Zwaard, Insperience Uitgeverij, Dordrecht 2023. ISBN 976 90 817057 3 8.

dinsdag 5 september 2023

The Miracle of the Greek Revolution (1821-1832)




"... for the greatest miracle of all was surely the outcome of the war itself," writes Mark Mazower (professor of History at Columbia University in New York) on page 460 of his voluminous (573 pages) study of the Greek Revolution that began in 1821 and ended in July 1832 when the Ottoman Sultan Mahmut II officially recognised the Kingdom of Greece. It was the beginning of the Ottoman-Greek and after 1923 Turkish-Greek relationship, which cannot be called entirely unproblematic up to this day.

Five years earlier, things looked extremely bad for the Greek insurgents. The Ottoman commander-in-chief Ibrahim Pasha, son of Mehmet Ali Pasha, ruler of Egypt and founder of the Egyptian royal family, had reconquered almost all of the mainland of Greece and was about to conquer the islands of Hydra and Spetses, bases of Greek naval power, consisting mainly of pirates and privateers, which would most likely have meant the end of the revolution.

Fate, however, wanted otherwise. On October 20, 1827, the combined Ottoman and Egyptian fleets were routed in Navarino Bay, present-day Pylos, by a Franco-Anglo-Russian fleet commanded by Admiral Codrington. The Russian squadron was commanded by the Dutchman Lodewijk, Count van Heiden, the only Dutch naval hero from Drenthe, who earned his spurs in Russian service. According to tradition, he would be Berend Botje from the well-known children's song, but this aside.

In his well-known, lively style of writing, Mazower presents us with an extremely detailed picture of the beginning and course of the Greek revolution, which began with the invasion of Walachia by Prince Alexander Ypsilantis on February 22, 1821. An invasion that soon failed because the Russian Tsar was unwilling to support the uprising.

In the following March a number of local uprisings broke out in the Morea (Peloponnese), which grew into the revolutionary struggle out of which the Kingdom of Greece would eventually arise, something that the insurgents had not initially envisaged, according to Mazower. For most of the rebellion's leaders, wealthy landowners, such as the Deliyannis family, or former brigands, such as Theodoros Kolokotronis and other warlords, the main concern was power and self-enrichment. Mazower thoroughly does away with the heroic status accorded to men like Kolokotronis, Petros Mavromihalis and Odysseus Androutsos, to name just a few, in later nationalistic Greek historiography. During the war, Greek warlords sometimes fought each other more often and more eagerly than the Ottomans. Shocking are the stories of Greek gangs, 'irregulars' Mazower calls them, who plunder Greek villages and towns, as shocking as the massacre or enslavement by the Greeks of a large part of the Muslim population in the Peloponnese. The massacre on Chios in April 1822, an event that had repercussions throughout the whole of Europe, shows that the Ottomans were just as worse. 

In addition to these horror stories, he also describes heroic deeds, such as the sinking of the Ottoman flagship off Chios by Admiral Kanaris and the tenacious defence of Messolonghi (1825/26), with the valiant, if partly unsuccessful, desperate attempt of the defenders, accompanied by women and children, to break through the lines of the besiegers. It shows the book as a well balanced study.

Mazower discusses the role of Greek intellectuals, often educated abroad, such as Adamantios Koraïs and Alexandros Mavrokordatos vis-a-vis that of followers of the Filiki Etairia, founded by Greeks in Odessa, who, according to the intellectuals, were going way too fast because the time for a revolt was not yet ripe in their eyes. Mavrokordatos understood that the battle could never be won without the support of the European Great Powers and that this required an representative Greek government, something to which the landowning elite and warlords basically were opposed. That something like such a government eventually emerged, although it was usually quite powerless, is a small miracle in itself.

The role of Philhellenism in Europe and America is extensively discussed as well as its influence on the course of the war. The death of Lord Byron in Messolonghi, not by a bullet, but by malaria, sent a shock wave through Europe. Mazower also writes about the connections of Philhellenism with the liberal pursuit of parliamentary democracy in Europe and abolitionism, the struggle for the abolition of slavery in the US and European colonies. It's not for nothing that the subtitle reads '1821 and the Making of Modern Europe'. This makes The Greek Revolution a particularly rich and important study, which in terms of depth and quality will not soon be surpassed in its kind, I believe. An absolute necessity for anyone with an interest in the history of Modern Greece and Europe.

zaterdag 2 september 2023

Het mirakel van de Griekse Revolutie (1821-1832)




"... for the greatest miracle of all was surely the outcome of the war itself," schrijft Mark Mazower (hoogleraar geschiedenis aan de Columbia University in New York) op pagina 460 van zijn lijvige (573 bladzijden) studie over de Griekse revolutie die begon in 1821 en die eindigde in juli 1832 toen de Osmaanse sultan Mahmut II het koninkrijk Griekenland officieel erkende. Dat was het begin van de Osmaans-Griekse na 1923 Turks - Griekse relatie, die tot op de dag van vandaag niet geheel onproblematisch kan worden genoemd. 

Vijf jaar eerder zag het er voor de Griekse opstandelingen buitengewoon slecht uit. De Osmaanse opperbevelhebber Ibrahim Pasja, zoon van Mehmet Ali Pasja, heerser over Egypte en grondlegger van het Egyptische koningshuis, had vrijwel geheel het opstandige vasteland van Griekenland heroverd en stond op het punt de eilanden Hydra en Spetses, bases van de vooral uit piraten en kapers bestaande Griekse zeemacht, te veroveren, wat hoogstwaarschijnlijk het einde van de revolutie zou hebben betekend. 

Het lot wilde echter anders. Op 20 oktober 1827 werden de gecombineerde Osmaanse en Egyptische vloten in de baai van Navarino, het huidige Pylos, vernietigend verslagen door een Frans-Engels-Russische vloot onder opperbevel van admiraal Codrington. Het Russische smaldeel werd aangevoerd door de Nederlander Lodewijk, graaf van Heiden, de enige uit Drenthe afkomstige Nederlandse zeeheld, die zijn sporen verdiende in Russische dienst. Hij zou volgens de overlevering Berend Botje uit het bekende kinderliedje zijn, maar dit terzijde.

In zijn bekende, levendige stijl van schrijven schotelt Mazower ons een uiterst gedetailleerd beeld voor van de aanvang en het verloop van de Griekse revolutie, die begon met inval van prins Alexander Ypsilantis in Walachije op 22 februari 1821. Een inval die al spoedig mislukte omdat de Russische tsaar niet bereid was de opstand te steunen. 

In maart daarop breekt een aantal lokale opstanden uit in de Morea (Peloponnesos) die tenslotte uitgroeiden tot de revolutionaire strijd aan het einde waarvan het koninkrijk Griekenland zou ontstaan, iets dat de opstandelingen volgens Mazower aanvankelijk nog niet voor ogen stond. Voor de meeste leiders van de opstand, grootgrondbezitters, zoals de Deliyannisfamilie, of voormalige roverhoofdmannen, zoals Theodoros Kolokotronis en andere warlords, ging het in de eerste plaats om macht en zelfverrijking. Mazower rekent grondig af met de heldenstatus die mannen als Kolokotronis, Petros Mavromihalis en Odysseus Androutsos, om er slechts enkele te noemen, in de latere nationalistische, Griekse geschiedschrijving werd aangemeten. Gedurende de oorlog bestreden Griekse warlords elkaar soms vaker en gretiger dan de Osmanen. Schokkend zijn de verhalen van Griekse bendes, 'irregulars' noemt Mazower hen, die Griekse dorpen en steden plunderen, even schokkend als het uitmoorden of in slavernij brengen door de Grieken van een groot deel van de moslimbevolking op de Peloponnesos. Dat de Osmanen er ook wat van konden bewijst het plunderen en moorden op Chios in april 1822. Een gebeurtenis die zijn weerslag had in heel Europa.

Naast deze gruwelverhalen beschrijft hij ook heldendaden, zoals het tot zinken brengen van het Osmaanse vlaggenschip bij Chios door admiraal Kanaris en de taaie verdediging van Messolonghi (1825/26), met de dappere, zij het deels mislukte, wanhoopspoging van de verdedigers om met vrouwen en kinderen door de linies van de belegeraars heen te breken. Het maakt het boek tot een evenwichtige studie.

Mazower schetst de rol van, vaak in het buitenland gevormde, Griekse intellectuelen, zoals Adamantios Koraïs en Alexandros Mavrokordatos vis-a-vis die van aanhangers van de Filiki Etairia, opgericht door Grieken in Odessa, die volgens de intellectuelen veel te hard van stapel liepen omdat de tijd voor een opstand in hun ogen nog niet rijp was. Mavrokordatos begreep dat de strijd nooit gewonnen kon worden zonder steun van de Europese mogendheden en dat daarvoor een overkoepelende, representatieve Griekse regering nodig was, iets waar de grootgrondbezitters en warlords eigenlijk niets van moesten hebben. Dat er uiteindelijk iets van zo'n regering ontstond, al had die meestal weinig in de melk te brokkelen, is een klein wonder op zich.

Uitgebreid komt de rol van het filhellenisme in Europa en America aan bod en de invloed ervan op het verloop van de strijd. De dood van lord Byron in Messolonghi, weliswaar niet door een kogel, maar door malaria, veroorzaakte een schokgolf in Europa. Mazower legt ook verbanden met het liberale streven naar parlementaire democratie in Europa en het abolitionisme, de strijd voor afschaffing van de slavernij in de VS en de Europese kolonies. De ondertitel luidt niet voor niets '1821 and the Making of Modern Europe'. Dat maakt van The Greek Revolution een bijzonder rijke en belangrijke studie, die qua diepgang en kwaliteit in zijn soort niet snel zal worden overtroffen, vermoed ik. Een absolute noodzaak voor iedereen die de geschiedenis van Griekenland en Europa een warm hart toedraagt.


Mark Mazower, The Greek Revolution. 1821 and the Making of Modern Europe. Penguin Random House UK, 2021.

zondag 25 juni 2023

Slordigheid over het Dordtse slavernijverleden




Onlangs verscheen als deel 43 in de serie Verhalen van Dordrecht Slavernijverleden Dordrecht, geschreven door Sidney Breidel en Rowan van der Stelt. De opzet van het boekje is het slavernijverleden van de stad zichtbaar te maken door middel van een wandeling. Er is een aantal panden in de historische binnenstad van Dordrecht gekozen en daaraan wordt een verhaal gekoppeld waarin de connectie met het slavernijverleden duidelijk wordt gemaakt. Zo wil men een onderdeel van de Dordtse geschiedenis als het ware tastbaar te maken. Het probleem van Slavernijverleden Dordrecht is echter dat de auteurs een beetje op twee gedachten hinken. Zij besteden namelijk ook aandacht aan het systeem van slavernij, een verschijnsel waarvan de meeste mensen zo langzamerhand wel doordrongen zijn van het hoe werkte.

De serie Verhalen van Dordrecht bestaat uit boekjes die maximaal ongeveer 6000 woorden bevatten. Dat biedt eenvoudigweg niet de ruimte voor zowel een behandeling van het systeem van de slavernij als de teksten voor de wandeling. Dan moet je soms met te grote stappen door het verleden heen, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt bij de beschrijving van het voormalig woonhuis van de familie Diodati aan de Wijnstraat. Voor wie geen kennis heeft van de artikelen in het e-zine Dordrecht Monumenteel is de tekst over Catharina Zaaijman, de kleindochter van Krotoa niet te begrijpen.

Toen ik deel 38 van de Verhalen van Dordrecht schreef, over de Dordtse letteren, waren er twee eindredacteuren die constructief meedachten. In dit deel staat geen eindredactie vermeld en dat is wellicht de oorzaak dat het een rammelend boekje is geworden.

De inleiding stelt: 'De historische rijkdom van de stad is voor een groot deel vergaard ten koste van tot slaaf gemaakte mensen.' Dat is een ongenuanceerde en gedeeltelijk onjuiste bewering. De 'gouden eeuw' van Dordrecht duurde grofweg van ongeveer 1340 tot 1421 en de rijkdom die toen werd vergaard was voor een aanzienlijk deel gebaseerd op wijn- hout- en graanhandel. Het huis waarin bijvoorbeeld de gebroeders De Witt opgroeiden en waarin Cornelis de Witt tot zijn dood woonde, is gekocht met opbrengsten uit de houthandel. Het zal zeker zo zijn dat een aantal Dordtenaren zich vanaf het begin van de zeventiende eeuw heeft verrijkt door activiteiten in verband met slavernij, en dat is op allerlei plekken in de stad te zien, maar ik zou voorzichtig zijn met termen als 'voor een groot deel'. De relatief korte tijd dat het toen economisch al behoorlijk door Rotterdam en zeker door Amsterdam overvleugelde Dordrecht de derde suikerstad van de Republiek was, rechtvaardigt ook dat 'voor een groot deel' niet. De belangrijkste en meest winstgevende handel in de Republiek was de 'moedernegotie', de handel met het Baltische gebied. Niet met de koloniën en daar zal Dordrecht geen uitzondering op zijn geweest

Er wordt beweerd dat 'duizenden Dordtenaren' als matrozen en soldaten naar de koloniën vertrokken. Dat zou ik graag eens door harde cijfers onderbouwd zien. Het zou best kunnen, maar gezien het inwonertal van Dordrecht lijkt 'honderden' mij waarschijnlijker, tenzij de auteurs de hele koloniale periode, voor Indonesië tot 1949 en voor Suriname tot 1975 erbij willen betrekken. 

In de paragraaf 'Systeem van slavernij' wordt met geen woord gerept over de situatie in Afrika, waar de slaven toch vandaan kwamen. Van mij hoeft dat systeem niet te worden uitgelegd, maar als je het wel doet, dan kun je niet aan de wijze waarop in grote delen van Afrika tegen slavernij werd aangekeken voorbij gaan.

Het West-Indisch Huis dankt zijn naam aan één van de daarvoor afgebroken drie huizen, dat werd gebruikt om koopwaar van de WIC op te slaan. Het huidige pand werd in 1735 gebouwd door suikerraffinadeur Frederik Wilkens. Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat bewindhebbers van de Kamer van de Maze van de WIC (gevestigd te Rotterdam) in een pakhuis in Dordrecht vergaderden of in het huis van een Dordtse suikerraffinadeur, maar wellicht vertellen de bronnen anders. Dan geef ik mij graag gewonnen.

Bij het voormalig woonhuis van François Valentijn komt ook de slavernij in Oost-Indië ter sprake. Die is inderdaad lang onderbelicht gebleven en daar wordt nu volop onderzoek naar gedaan. Niet vermeld wordt de rol van de lokale bevolking in de slavenhandel in de Oost en evenmin dat de VOC in de 17e eeuw terdege rekening moest houden met de wensen en verlangens van lokale vorsten met name die van Mataram op Java. Omdat de VOC van lieverlee steeds meer door lokale heersers in hun onderlinge machtsstrijd werd betrokken, evolueerde zij van een maatschappij die een aantal handelsposten stichtte tot een territoriale heerser, maar het gaat uiteraard te ver om dat in een katern van ongeveer 6000 woorden allemaal te behandelen. Ik had evenwel graag de vermelding gezien dat de slavernij in de Oost bij lange na niet alleen een zaak van de Nederlanders was. Overigens blijkt uit onderzoek door historicus Piet Emmer dat het Nederlandse aandeel in de trans-Atlantische slavenhandel over de hele periode ongeveer 5% bedraagt, met uitzondering van een korte tijd rond 1648, toen de Republiek in deze handel voorop liep.

In de paragraaf over de Grote Kerk en de rol van de kerken wordt beweerd: 'Kerken profiteerden ook van de koloniale handel, omdat plantage-eigenaren, suikerraffinadeurs en andere mensen actief in de koloniale handel donaties deden aan kerken.' Nou, dat is een opzienbarende mededeling. Hier wordt een en ander wel een klein beetje aan de haren erbij gesleept. Natuurlijk 'profiteerden' ook bezoekers van de koffiehuizen van de slavernij, anders was hun 'bakkie' wellicht niet te betalen geweest om niet te spreken van al die rokers van tabak. 

Waar ik me aan stoor is het gebruik van de term 'witte mensen' en 'zwarte mensen'. Zo worden ze misschien wel genoemd in het Engels, maar ik ben nog nooit een wit en evenmin een zwart mens tegengekomen, ook niet op mijn uitgebreide tochten door het binnenland van Suriname. Witte mensen in plaats van blanken en zwarte mensen in plaats van mensen van kleur wordt klakkeloos uit het Amerikaans overgenomen, waar de racistische tegenstellingen beslist anders zijn dan in de Nederlandse maatschappij. Ik vind dat we dat niet moeten doen, evenmin als het gebruik van die ontzettend lelijke uitdrukking 'tot slaaf gemaakten'. Iedere papegaai in de Nederlandse media bouwt die na. In Amerika heeft men het over enslaved, een term waarvoor geen Nederlands equivalent bestaat. Dat is ook niet nodig want iedereen met een beetje verstand begrijpt dat slaven hun situatie niet vrijwillig als beroep hebben gekozen. Daarvoor is dat rare 'tot slaaf gemaakten' volstrekt overbodig.

Jammer, voor wie zich verder wil verdiepen in het onderwerp, is dat in de literatuurlijst het standaardwerk De Nederlandse Slavenhandel 1500-1850 van P.C. Emmer ontbreekt. 

Slavernijverleden Dordrecht is een uitgave van Stichting Historisch Platform Dordrecht en voor euro 4,95 verkrijgbaar bij de plaatselijke boekhandel en Kenniscentrum Augustijnenhof. 


zondag 7 mei 2023

Voorvechter van het vrije woord




Ergens in de jaren zeventig van de vorige eeuw was Karel van het Reve te gast op een literaire avond van de stichting Bobby Kinghe in Dordrecht. Wij waren als bestuur ook geïnteresseerd in een lezing door zijn broer Gerard. Daarom vroegen we na afloop aan Karel of hij niet een goed woordje bij Gerard wilde doen om voor een redelijk bedrag bij ons op te treden in Het Hof (het huidige museum Hof van Nederland), waar toen die avonden werden gehouden. 'Als ik dat doe dan komt hij waarschijnlijk juist niet,' antwoordde Karel minzaam. Ik moest daar aan terugdenken toen ik in de onlangs verschenen biografie van Karel, door historicus Willem Melching, las over de moeizame verhouding tussen de grote volksschrijver en zijn geleerde broer. Een verhouding die onder meer werd gekenmerkt door de lust tot provoceren van Karel en de zucht tot ruziemaken en jaloezie van de kant van Gerard, die het zelfs bestond om na Karels overlijden een hatelijke, naargeestige fax te verzenden aan diens dochter Jozien.

Er zijn eerdere biografische schetsen gepubliceerd over Karel van het Reve, en zelfs een, volgens Melching 'problematische' biografie door Ger Verrips, waarin veel onjuistheden zouden staan. Prettig dus dat er nu een volwaardige levensbeschrijving is die een grondig overzicht biedt van het leven en werk van de bevlogen schrijver en voormalige hoogleraar Slavische letterkunde aan de Leidse universiteit. 

Karel en Gerard groeiden op in een communistisch gezin, maar kwamen in de loop van hun ontwikkeling los van 'het geloof der kameraden', zoals later de titel van een van Karels boeken zou luiden. De wijze waarop dit geschiedde loopt als een rode draad door het verhaal over Karels jonge jaren. Ook van andere religies moest hij, in tegenstelling tot Gerard, die op latere leeftijd katholiek werd (iets wat Karel niet echt serieus schijnt te hebben genomen) niets hebben. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Karels boek De ongelooflijke slechtheid van het opperwezen (1987). 

Hij mocht graag de draak steken met de opvattingen van gelovigen, iets wat hem in religieuze kring weinig geliefd maakte. Onder de studenten was hij echter een populaire hoogleraar, die kennelijk plezier had in het geven van colleges, maar een hartgrondige hekel had aan de universitaire bureaucratie en de bestuurlijke taken van een hoogleraar. Dat levert in het boek een aantal smakelijke anekdotes op.

De wijze waarop de gebroeders Van het Reve de oorlog doorkwamen, Karels verblijf in de Verenigde Staten, zijn 'sabbatical' waarin hij voor het Parool correspondent in de Sovjet-Unie was, gedurende welk tijd hij veel contacten met dissidenten had (wiens manuscripten vaak door hem het land uit werden gesmokkeld), zijn betrokkenheid bij de Alexander Herzenstichting (die tot doel had zulke manuscripten in het Westen te publiceren), passeren allemaal op heldere wijze de revue. 

Melching gaat ook uitgebreid in op Karels rol en betekenis als columnist, zowel onder eigen naam als onder het pseudoniem Henk Broekhuis. Ik heb mij altijd afgevraagd hoe hij aan dat pseudoniem kwam. Het is de naam van de man bij wie hij zijn zeiljacht kocht. Van het Reve hield ervan met die boot de Hollandse wateren te bevaren en ik kan me zo voorstellen dat hij weleens een van de passantenhavens in mijn stad Dordrecht heeft aangedaan, maar dat verhult Melching niet. Dan zou het boek misschien ook al te gedetailleerd worden. Met het rijke leven dat Karel van het Reve heeft geleid, is de biografie al gedetailleerd genoeg.

Melching schrijft vlot en duidelijk en hij verantwoordt zijn verhaal met een uitgebreid bronnenapparaat en een eveneens uitgebreide bibliografie. Zijn biografie is zo'n boek dat je, ondanks de kloeke omvang, in enkele dagen ademloos uitleest. Daarbij toont hij aan dat veel, heel veel, van de opvattingen van Karel van het Reve nog springlevend en actueel zijn. Voor wie daarvan kennis wil nemen is er het veeldelige Verzameld Werk. Hoe dat tot stand kwam is een interessant verhaal binnen het verhaal.


Willem Melching, De zelfdenker. Karel van het Reve 1921-1999. Prometheus Amsterdam 2023.


maandag 23 januari 2023

Moord, doodslag en voorspoed




Ineens hoor je alom de opmerking dat het geschiedenisonderwijs in Nederland er belabberd voorstaat. Mijn leermeester Maarten van Rossem kaartte dat onlangs nog eens aan op de televisie, naar aanleiding van de vergaande onwetendheid bij toch als intelligent veronderstelde deelnemers aan De slimste mens, aangaande allerhande simpele, historische feiten en gebeurtenissen. Ik weet er alles van. In de drieëndertig jaar dat ik in het middelbaar onderwijs geschiedenis gaf, was ik getuige van de voortdurende afbraak van mijn vak, alle inspanningen van de VGN (de vereniging van geschiedenisleraren) om het tij te keren ten spijt. Gevolg is dat we nu met verschillende generaties zitten die uitblinken in historisch onbenul en zich totaal niet bewust zijn van het belang van het verleden om het heden te duiden en een koers uit te zetten richting de toekomst.

De al decennia voortgaande, geleidelijke verloedering van het geschiedenisonderwijs baart Maarten van Rossem, maar zeker ook mij, grote zorgen. Toch zie ik heel af en toe een lichtpuntje aan de duistere horizon. Er blijkt in de samenleving wel degelijk een zekere mate van belangstelling voor de geschiedenis te bestaan, vooral voor populair wetenschappelijke publicaties, zeker als die het verhaal van de eigen stad, het eigen dorp of de eigen regio vertellen. Gelukkig gaan ook vakhistorici zich steeds meer met deze vorm van geschiedschrijving bezighouden, die daardoor aan kwaliteit wint, zodat sommige 'publieksboeken' zich qua niveau in feite niet of nauwelijks van wetenschappelijke publicaties onderscheiden. Een van die boeken is Hoogtij van Holland, van de mediëvist Henk 't Jong.

In zijn boek behandelt 't Jong in klare taal en aangenaam duidelijk gestructureerd de geschiedenis van het graafschap Holland in de 14e eeuw, om precies te zijn van 1299 tot 1404. In 1299 overleed graaf Jan I, waarmee een einde kwam aan het zogenaamde Hollandse Huis en vanuit Henegouwen leden van het Huis Avesnes de grafelijke waardigheid gingen bekleden. Halverwege de eeuw kwam het Beierse Huis Wittelsbach in beeld via het huwelijk van gravin Margaretha van Holland met keizer Lodewijk van Beieren. Wat voor gevolgen de opvolging door een vrouw had, wordt door Henk 't Jong duidelijk uiteen gezet, ondanks dat het ontstaan en voortduren van de zogenaamde Hoekse en Kabeljauwse Twisten een uitermate gecompliceerde geschiedenis vormt. Eindelijk hebben we hier een auteur die het goed uitlegt.

De talloze gebeurtenissen en ontwikkelingen maken wel dat de lezer in het boek een veelheid aan namen en jaartallen tegenkomt. Dat kan nu eenmaal niet anders, waarschuwt 't Jong in zijn voorwoord. Heel handig is de lijst met middeleeuwse termen aan het einde van het boek. Een calendarium met de belangrijkste feiten zou ook handig zijn geweest, maar is voor een 'publieksboek' misschien net iets te veel gevraagd en 't Jong behandelt de graven systematisch, netjes achter elkaar, zodat ook zonder dat het verhaal goed te volgen is. Er komt veel geweld voor in de 14e eeuw, maar toch zie je het graafschap Holland zich ontwikkelen tot een economisch steeds welvarender gewest. In deze periode werd in feite de basis gelegd voor de latere, economisch en politiek dominante positie die Holland in de geschiedenis van de Nederlanden zou innemen. Met lichte trots constateer ik als Dordtenaar de belangrijke rol die mijn geboortestad en woonplaats in die ontwikkelingen heeft gespeeld. Henk 't Jong heeft daarover eerder een uitstekend boek gepubliceerd.

Wie geen rol van betekenis speelt in Hoogtij van Holland is de laatste gravin uit het Huis Wittelsbach, Jacoba van Beieren. In zijn voorwoord verklaart Henk 't Jong dat dat is omdat aan de geschiedenis van deze gravin, die haar graafschap uiteindelijk moest overdragen aan Philips de Goede (van Bourgondië) al ruim voldoende aandacht is besteed. Het boek is deskundig geïllustreerd, waarbij geen prenten of schilderingen uit een latere tijd zijn gebruikt, die soms een geheel verkeerd beeld geven. De illustraties zijn eigentijds, dus uit de periode zelf, of van de hand van Henk 't Jong, die naast historicus ook heraldicus is (vanuit zijn atelier De Raaf) en ons zelfs de wapenschilden uit verschillende perioden binnen de 14e eeuw toont. Ook dat is een verrijking van het verhaal, dat iedere liefhebber van geschiedenis zich niet zou moeten laten ontgaan.


Henk 't Jong, Hoogtij van Holland. Uitgeverij Omniboek 2022. ISBN 978 9401918534