woensdag 21 juli 2021

De tijd zal het leren




Het is een genoegen om met Frederiek Lommen virtueel door Griekenland op reis te gaan, ook al luidt de titel van haar boek Het verdriet van Griekenland en vraag je je aan het einde van de reis af of het ooit nog wel goed komt met het land. Dat genoegen komt vooral voort uit de aangename verteltrant van Lommen, het feit dat ze van de actualiteit van de afgelopen twaalf jaar goed op de hoogte is en dat ze een fijn oog heeft voor details en het menselijk aspect. Zo zit ze eens naast een honderdjarige Pontiër in het vliegtuig naar Parijs. Ze raakt met deze Michalis in gesprek en tekent in kort bestek zijn bijzondere levensverhaal op, dat een inspiratiebron zou kunnen zijn voor een boek à la Victoria Hislops The Thread.

Lommen begint haar inleiding in Ladádika, de havenbuurt van Thessaloniki, waarin ik een zweem van optimisme ontdekte als ze schrijft over jonge, Griekse ondernemers die tegen de verdrukking in het heft in eigen handen nemen en proberen nieuwe initiatieven te ontplooien. Daarna schrijft ze over de euforie van 2004, het winnen van het EK-voetbal door de Grieken en de Olympische Spelen van dat jaar, evenementen die ik in Griekenland aan den lijve heb meegemaakt. Na de EK-finale barstte een waar volksfeest los in onze wijk in Thessaloniki en met enige regelmaat zag ik een van mijn zwagers op de televisie in actie als hoofdscheidsrechter bij een aantal atletiekonderdelen. Dat voor de vele vrijwilligers geen plek was in het Olympisch dorp en dat die in sommige gevallen in kazernes op uren rijden van Athene werden ondergebracht, is maar bij weinigen bekend. Wat er uiteindelijk van veel Olympische locaties terecht is gekomen en hoe de kosten uit de hand bleken te zijn gelopen, maakt Lommen pijnlijk duidelijk. De euforie was al snel voorbij.

Het verdriet van Griekenland is een rijk boek, in de zin dat zowat alle problemen die het land teisterden en nog teisteren de revue passeren, van de eurocrisis tot en met de vluchtelingencrisis. Hoewel ze enerzijds diepe sympathie voor de Grieken toont, spaart ze hen niet. Ze beschrijft bijvoorbeeld het waanzinnige consumentisme dat uitbrak na de toetreding tot de euro, het lenen, lenen, lenen van overheid en burgers, als een van de belangrijkste oorzaken van de crisis, evenals het stemmen kopen met overheidsbanen tijdens het premierschap van Andreas Papandreou, waardoor het, overigens terecht ook als zwak en incompetent beschreven, overheidsapparaat tot relatief reusachtige proporties uitdijde. 

Het gaat, onder veel meer, over de uitzichtloze positie van veel Roma, de opkomst van het neo-nazisme, de immigratiegolf, de hopeloze toestand van het universitair onderwijs, de braindrain, het optreden van de Trojka en de 'steunpakketten' voor Griekenland, die het land schier onherstelbare schade hebben toegebracht. Te veel om op te noemen. Het ene ogenblik word je weggestuurd bij het hek van een goudmijn in Halkidiki, het andere ogenblik kruip je met Frederiek door een gat in het hek rond het vluchtelingenkamp op het vroegere Atheense vliegveld Ellinikon. Dan weer komt het milieu aan bod, op een ander ogenblik het terrorisme.

Wie niet vaak in Griekenland komt en niet al het een en ander van het land weet, moet het weleens duizelen, maar dat duizelen is beslist de moeite waard. Er is weinig uit de actualiteit dat Lommen ontgaat. Toch wil ik enkele kritische kanttekeningen plaatsen. In het hoofdstuk over haar bezoek aan het Joods Historisch Museum(pje) in Athene noemt ze op bladzijde 60 een getal van 50.000 uit die stad gedeporteerde Joden. Dat moet een vergissing zijn. Volgens het Joods Wereldcongres bevonden zich bij aanvang van de deportaties ongeveer 10.000 Joden in Athene, deels gevlucht uit andere plaatsen in Griekenland. Daarvan is ook nog een aantal door Griekse burgers uit handen van de Duitsers gered. Jammer dat ze niet schrijft over het veel grotere Joods Historisch Museum van Thessaloniki, een stad waar zich voor de Duitse bezetting een veel omvangrijkere Joodse gemeenschap bevond dan in Athene.

Als ze het over de verhouding Griekenland - Turkije heeft, schrijft ze op bladzijde 214 dat 'de Grieken zich na een lange reeks oorlogen begin 19e eeuw hadden weten af te scheiden.' Een onafhankelijkheidsstrijd die bestond uit een reeks gewapende conflicten zou er nog mee door kunnen, maar een lange reeks oorlogen? Ze stelt Mustafa Kemal verantwoordelijk voor de Pontische genocide, die zou zijn begonnen na de Griekse bezetting van Smyrna in 1919, terwijl de architect van de genocide op Armeniërs, Pontiërs en andere christelijke gemeenschappen in Turkije, die al begon in 1915, in de eerste plaats Talaat Pasja was. Dat het na de Griekse onafhankelijkheidsstrijd 'nooit meer goed is gekomen' tussen Griekenland en Turkije, doet geen recht aan de geschiedenis, die wel wat genuanceerder is. De verschrijving op bladzijde 23 (1821 in plaats van 1832) vergeef ik haar graag, want in de nuttige jaartallenlijst voorin staan die data wel correct. Bij het Verdrag van Lausanne mochten ook de Grieks-orthodoxen op de eilanden Imbros en Tenedos in Turkije blijven. Tenslotte: op pagina 65 is een stukje tekst weggevallen, dat kan misschien bij de derde druk worden hersteld.

Het zijn relatieve kleinigheden. Al met al heeft Frederiek Lommen een boek geschreven dat een schat aan informatie bevat, dat leest als een trein, maar dat allesbehalve vrolijk maakt, omdat het je confronteert met, letterlijk, het verdriet van Griekenland. Of het ooit met dat prachtige land goed komt? De tijd zal het leren.


Frederiek Lommen - Het verdriet van Griekenland. Passionate Nomads 2021.



zaterdag 17 juli 2021

Indianenverhalen en mythen




Een goede vriend wees mij op de biografie van Eleanor of Aquitaine door Alison Weir, een al wat ouder boek, oorspronkelijk gepubliceerd in 1999 door Jonathan Cape en in 2007 heruitgegeven door Vintage. Ik ben, in wat ook al een wat grijzend verleden begint te worden, afgestudeerd in de contemporaine geschiedenis, maar ook zeer geïnteresseerd in andere perioden van het verleden. Ik ben een schoenmaker die zich liefst van diverse leesten bedient en dus volgde ik het advies op om het boek te lezen.

Laat ik met het positieve beginnen. Weir kan schrijven. Ze is in staat een meeslepend verhaal op papier te zetten en zelfs glimpen van Eleanor te laten zien in perioden dat zij weinig, of in het geheel niet in het bronnenmateriaal voorkomt. Ik ben van mening dat geschiedschrijving ook een vorm van literatuur bedrijven is, maar het moet wel geschiedenis blijven en dus moet het verhaal steunen op goed bronnenonderzoek. Het zelf invullen van blinde vlekken ten behoeve van het verhaal moet worden gemeden.

In eerste instantie kreeg ik de indruk dat Weir inderdaad stevig bronnenonderzoek heeft gedaan, maar al lezende begon het hier en daar te kriebelen en tenslotte rees bij mij de vraag of ze wel kritisch genoeg met haar bronnen is omgegaan. Ik heb er een artikel bij gepakt waarin Ralph V. Turner, emeritus hoogleraar geschiedenis aan de Florida State University in Tallahassee over Eleanor schrijft1. Turner publiceerde zelf in 2011 een veelgeprezen biografie over haar. In het bewuste artikel gaat het er onder meer om hoe Eleanor aan haar slechte reputatie komt en welke indianenverhalen en mythen zich in de loop der tijd rondom haar nagedachtenis hebben gevormd. 

Eleanor kwam krachtig op voor haar rechten als erfgenaam van het hertogdom Aquitanië, en later voor het erfgoed van haar zonen, wat leidde tot een breuk met haar eerste echtgenoot, Lodewijk VII van Frankrijk en met haar tweede man, koning Hendrik II van Engeland. Dat was onvoorstelbaar voor een vrouw in de twaalfde eeuw, een tijd die in de woorden van Turner 'submissiveness demanded of wives by a male dominated Church and a militarized aristocracy'. In 'a culture of honor and shame,' schrijft Turner, wordt over vrouwen die zich allerminst onderdanig opstellen al snel gezegd dat hun handelen te wijten is aan 'irrational, sentimental or libidous motives.' Hij noemt een aantal voorbeelden uit bronnen die Weir ook heeft gebruikt, maar waarbij zij dit onvoldoende onderkent. Zo noemt zij de 'adulterous affair' met haar oom Raymond van Antiochië weliswaar niet bewezen, maar wel aannemelijk, evenals de veronderstelde affaire met de vader van Hendrik II, zaken die Turner naar het rijk der fabelen verwijst. Zo neemt ze meer vooroordelen geheel of deels over, waardoor ik aan het verhaal van Weir begon te twijfelen, al bestempelt ze soms ook wel eens iets als een mythe, bijvoorbeeld het bestaan van 'love courts' aan het hertogelijk hof van Eleanor. Daar bloeide wel de troubadourscultuur die in het teken stond van de hoofse liefde, maar niet de carnale interpretatie die het verhaal van de 'love courts' oproept.

Er staat ook een aantal fouten en merkwaardigheden in het boek. Zo noemt ze op bladzijde 68 de beroemde sultan Saladin een 'Turkish Emir'. Nu bestaat over wat Saladin was onder de geleerden onenigheid, aldus een door mij geraadpleegd mediëvist, maar hij was in ieder geval geen Turk. Weliswaar was de uit Centraal-Azië afkomstige, Turkse stam van de Seldsjoeken na de slag bij Manzikert (1071) bezig aan een opmars in het Byzantijnse rijk, maar daar hoorde Saladin niet bij. Consequent noemt ze iedere moslim die ze tegenkomt een 'Turk', zo ook de islamitische inwoners van Sicilië, die duidelijk van Arabische afkomst waren, alsof ze vast vooruitblikt naar het veel later door de Osmaanse Turken ingevoerde millet-systeem.

Weir beweert ook dat Jeruzalem, na de verovering door Saladin (1187) tot in de twintigste eeuw in 'Turkse' handen zou blijven, waarbij ze de kortstondige periode (1229-1244) dat de stad, door toedoen van keizer Frederik II, weer even in christelijke handen was, voor het gemak maar overslaat. Even later laat ze Richard I (Leeuwenhart, een zoon van Eleanor) op de terugweg van de derde kruistocht landen in Pisa, om hem vervolgens door een stormwind naar Corfu te laten blazen, iets wat geografisch nogal onwaarschijnlijk is. Nadat Richard uit zijn Duitse gevangenschap terugkeert naar Engeland, overigens in gezelschap van de inmiddels voor een twaalfde eeuwse dame hoogbejaarde Eleanor, maakt hij kennis met 'de hertog van Leuven'. Hiermee bedoelt ze naar alle waarschijnlijkheid de hertog van Brabant. Onder keizer Frederik Barbarossa werd de graaf van Leuven namelijk verheven tot hertog van Brabant.

Eleanor komt in het verhaal van Weir naar voren als een zeer belangrijke, misschien wel de belangrijkste, middeleeuwse vorstin, met een wel buitengewoon bewogen leven. Uniek voor een twaalfde eeuwse hoogadellijke vrouw. De vraag is echter of we de historische Eleanor wel op de juiste wijze hebben leren kennen. Daarvoor is meer kritische zin nodig, het vermogen vooroordelen uit bronnen te filteren en minder slordigheid wat betreft de historische feiten. Door het boek heb ik echter wel veel zin gekregen om naar de echte Eleanor of Aquitaine op zoek te gaan.


Alison Weir - Eleanor of Aquitaine. By the Wrath of God, Queen of England. London (1999) 2007.


1. Ralph V. Turner - Eleanor of Aquitaine. In: Groniek nr. 198 (2013) p. 23-33. 


woensdag 7 juli 2021

Een oorlog die nooit overgaat




Joyce de Bos, auteur van Ik vertrouw je tot vandaag, is in hetzelfde jaar geboren als mijn jongere zus. We behoren, als late babyboomers, tot dezelfde generatie en dus groeiden we op in een tijd waarin de Tweede Wereldoorlog vanzelfsprekend een grote rol op de achtergrond speelde. Voor mij, geboren in 1951, was de oorlog aanvankelijk iets uit de oudheid, maar naarmate ik ouder en bewuster werd, kwam hij almaar dichterbij en niet alleen omdat ik geschiedenis ging studeren.

Voor mijn ouders betekende de oorlog een waterscheiding. Ze hadden het er weliswaar regelmatig over, maar ze dachten over hun leven vooral in termen als 'voor de oorlog' en 'na de oorlog'. Anders dan Joyce de Bos zie ik mezelf niet als een tweede generatie oorlogsslachtoffer. Ja, er is in de familie het mysterie van de oudste broer van mijn grootvader, die in 1942 ergens in Saksen-Anhalt is doodgeschoten, maar waarvan niemand het hoe en waarom weet. 'Oorlogsslachtoffer' staat bij zijn naam op het ereveld van Loenen, waar hij ligt begraven en daar moeten we het voorlopig mee doen.

Ja, mijn vader werd als jongen bij een razzia opgepakt en tewerkgesteld in Duitsland, maar daar bleek hij vanwege zijn gezondheid al snel meer een last dan een gemak. De Duitsers stuurden hem naar huis. Hij meende dat zijn uitstekende Duits daar misschien een rol in heeft gespeeld. Over de wijze waarop hij werd behandeld zweeg hij verder. Een keer heb ik hem ontdaan gezien, toen hij in een Duitse douanier een man dacht te herkennen die hem had mishandeld. Verder gingen zijn oorlogsverhalen vooral over het bombardement op Rotterdam en de hongerwinter.

Ja, er waren de verhalen van mijn moeder over een omgekomen Joodse huisvriend, over het onderduiken van mijn oom in het verre Arnhem, vanwege een NSB'er in de straat, en over de verloofde van mijn tante, die pal na de bevrijding bezweek aan tuberculose, maar al met al kwam de familie er redelijk vanaf.

Bij Joyce de Bos ligt dat heel anders. In haar autobiografische roman verhaalt ze over haar zoektocht naar de oorlogservaringen van haar vader, voor zover hij daar zelf niet over vertelde. Die ervaringen zijn heftig, heel heftig. Het lijkt een wonder dat hij als jongen de oorlog heeft overleefd. De vernederingen en mishandelingen die hij onderging drukten niet alleen een levenslang stempel op hem, maar ook op zijn gezin. Uiteindelijk loopt zijn huwelijk erop stuk.

De roman illustreert het feit dat de Tweede Wereldoorlog het leven van de tweede generatie slachtoffers diepgaand kan beïnvloeden, om van de eerste niet te spreken. De relatie van Joyce met haar vader kent zowel tedere als dreigende, warme en schokkende momenten en wordt bij het ouder worden steeds sterker door vaders oorlogsverleden bepaald. Uiteindelijk worden de herinneringen zo bitter en pijnlijk, dat zijn leven ondragelijk wordt en hij kiest voor euthanasie.

Het verhaal is enerzijds fascinerend, anderzijds schokkend om te lezen. Misschien had de schrijfster er goed aan gedaan om zich hier en daar, met name in de slotscènes van het boek, wat minder te verliezen in details. Suggestie in plaats van expliciet benoemen kan een vertelling soms ten goede komen. Dat doet echter niets af aan het feit dat het boek je net als in een goede film meesleurt, waarna je aan het einde, als het doek valt, een tijdje moet bijkomen van alle emoties. Ik besefte na de laatste bladzijde dat niet iedere babyboomer de oorlog even goed doorkomt.


Joyce de Bos - Ik vertrouw je tot vandaag. Avenir Publishing 2021.