Het debuut van Lale Gül heeft nogal wat stof doen opwaaien. Met grote gretigheid hebben de media zich gestort op deze autobiografische roman, die moeiteloos past in de Nederlandse traditie van schrijvers die zich afzetten tegen het milieu waarin ze opgroeiden. Meestal is dat een orthodox gereformeerd milieu, in dit geval een streng islamitisch. Dat laatste verklaart wellicht die opvallende gretigheid. Het komt niet vaak voor dat een vrouw met een dergelijke achtergrond de moed opbrengt een boek te schrijven waarin de worsteling met haar milieu en de drang zich daaruit te bevrijden op weinig verhullende wijze wordt verwoord. De gevolgen daarvan kunnen zeer ingrijpend zijn. Lale is inmiddels door allerlei zeloten en extreem nationalisten bedreigd en woont niet meer thuis.
Ik vind het relaas bij tijd en wijle hartverscheurend en denk dat Lale het in zich heeft om uit te groeien tot een belangrijke schrijfster. Enerzijds leest haar boek als een trein, om maar eens een cliché te gebruiken, anderzijds laat ze soms wel een steekje vallen. Ze komt nu en dan met stevige en behartenswaardige uitspraken, zoals 'Als je religieus bent, ben je geen persoon; je tracht welbewust een soort karikatuur te worden.' Vervang religieus door fundamentalistisch en de spijker wordt op de kop geslagen, maar dat je dat moet doen, toont meteen een zwakheid van het verhaal: er wordt te sterk in veralgemeniseerd.
Ik heb me laten meeslepen door het verhaal van Büsra, een jonge vrouw die snakt naar bevrijding uit de verstikkende sociale controle en de diep frustrerende opvattingen van de schaamtecultuur waarin ze opgroeit. Sommige passages zijn hilarisch, bijtend kritisch, vooral waar het om de rol van de man, de onderdrukker gaat. Guls kritiek op de domheid, de achterlijkheid waarmee Büsra wordt geconfronteerd, is vlijmscherp, maar tegelijkertijd schildert ze de dingen soms te karikaturaal. Misschien omdat ze zich een goede leerlinge van Multatuli betoont. Bijvoorbeeld in passages waarin zij zich rechtstreeks tot de lezer wendt en wat te denken van 'imam Wawelaar'?
'Weinig zaken snijden dieper dan de ernst van een goede grap,' schrijft ze op bladzijde 15. Het boek is niet gespeend van humor. Haar beschrijving van het dorp van herkomst van Büsra's ouders, die ze consequent de verwekkers noemt, is daar een prachtig voorbeeld van. Aan de andere kant doet Lale het verhaal te kort door slordigheden, onwaarschijnlijkheden en soms overtrokken taalgebruik zoals: 'Ik sta in de keuken linzensoep te componeren...'. Dat is misschien nog niet eens zo onaardig gevonden, maar over Büsra's bibliotheekbezoek schrijven: 'Ik had alle schappen op een gegeven moment uitgespeeld' is iets te gewild. De beschrijving van wat de ontdekking van de bibliotheek voor Büsra betekent, vind ik overigens zeer overtuigend. Minder te spreken ben ik over: 'Het notabele is dat er wijnglazen en luxe wijnflessen van Moêt op tafel staan' en ik hoor de juf van een koranschool echt niet: 'de geleerden divergeren van mening' zeggen.
De gesprekken van Büsra's medeleerlingen, vwo-ers op Romereis, zijn nogal ongeloofwaardig en van de wijze waarop volgens haar die reis werd georganiseerd (uiteindelijk moesten de leerlingen zelf maar een hotel uitzoeken, een goedkoop vlooienkot met bedwantsen, waaruit de begeleidende docenten terstond vertrokken naar een luxer logies) geloof ik geen woord, maar knap en dodelijk scherp is dan wel weer de manier waarop de hypocrisie van de fundamentalisten aan de kaak wordt gesteld. Het is in die kringen de schijn ophouden van heb ik jou daar.
Mooi is dat ze haar relaas afsluit met een lang, verhalend gedicht, maar ik heb er toch een beetje moeite mee dat Büsra het uitmaakt met haar geheime, Nederlandse relatie, Freek, en vervolgens wel besluit om voortaan geen hoofddoek meer te dragen, wat een soort bomexplosie in de familie veroorzaakt.
De essentie van deze roman is dat een dappere, boze, jonge schrijfster er een drama in verwoordt, waarin de hoofdpersoon niet de ruimte wordt gegeven om te doen waarom het, in haar eigen woorden, in het leven draait, namelijk 'jezelf zoeken, jezelf vinden, jezelf zijn en jezelf ontplooien in alle vrijheid.'
Het boek eindigt met 'Wordt (waarschijnlijk) vervolgd.' Ik hoop het.
Lale Gül, Ik ga leven. Prometheus, Amsterdam 2021